Een Arabische Winter?

Daan Bijwaard, 25 oktober 2012
PDF

“It is too soon to say”. Dit zou het antwoord zijn geweest van de Chinese premier Zhou Enlai toen deze tijdens een bezoek van de Amerikaanse president Nixon aan China in 1972 de vraag kreeg wat de betekenis van de Franse revolutie was geweest. Dit verhaal klopt niet, Zhou doelde op de studentenprotesten van 1968. Geen geval van ‘typisch Chinees’ langetermijndenken dus, een stereotype waaraan de uit zijn verband gerukte opmerking van Zhou zijn populariteit dankt. Het idee dat een revolutie uit 1789 nog niet op zijn belang beoordeelt kan worden blijft niettemin boeien.

Het is duidelijk dat de vraag wat de betekenis van een revolutie is geweest, of zelfs de vraag of het wel om een revolutie ging, pas na jaren met overtuiging kan worden beantwoord. Vanuit dat oogpunt is het opmerkelijk hoe snel de politieke omwentelingen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika werden gedoopt tot ‘Arabische Lente’. Met een burgeroorlog in Syrië, instabiliteit in Libië en de verkiezingsoverwinningen van radicalen in Egypte en Tunesië lijkt de Arabische wereld eerder op weg naar meer geweld en repressie. De geschiedenis laat echter ook zien dat zelfs mislukte revoluties, zoals die van 1848, positieve langetermijngevolgen kunnen hebben. Een “Arabische Winter” is niet onvermijdelijk. Een democratische tendens is zeker aanwezig in het Midden-Oosten en Noord-Afrika.

Op het moment dat de revoluties in de Arabische wereld uitbraken werd hierover op een soms euforische manier bericht in de westerse media. Dit niet zonder reden, na decennia viel binnen een kort tijdsbestek de ene na de andere dictator. De Arabische wereld scheen plotsklaps niet meer het gebied waarvan velen dachten dat democratie en mensenrechten er kansloos waren. Met het vallen van Ben Ali en Moebarak was de Arabische wereld ineens een gebied van hoop, waar andere regio’s een voorbeeld aan konden nemen. Huntington’s “clash of civilizations” leek ontkracht. Hier lag een zekere mate van wensdenken aan ten grondslag. Na jaren van slecht nieuws, zeker op de westerse journaals, was er eindelijk wat positiefs te melden uit het Nabije Oosten.

Dat er in eerste instantie zeer positief gekeken werd naar de opstanden in de Arabische wereld heeft ook te maken met het gegeven dat de revoluties in Midden- en Oost-Europa van 1989 nog vers in het geheugen liggen. Vrijwel iedereen (in het Westen) is het er over eens dat de omwentelingen in Midden- en Oost-Europa van na 1989 positief hebben uitgepakt, vooral in die landen die later lid zijn geworden van de EU. Een versteend communisme maakte vreedzaam plaats voor democratie en een vrije markt. Een land als Polen is inmiddels hard op weg richting een West-Europees welvaartsniveau en is politiek gezien binnen de EU een land van gewicht geworden.

Zal het Midden-Oosten en Noord-Afrika het voorbeeld van landen als Polen, Tsjechië of Slowakije volgen? Dat lijkt bijna twee jaar na het begin van de politieke onrust in de Arabische wereld erg optimistisch. Zeker, binnen de door politieke omwentelingen beïnvloedde landen in de Arabische wereld bestaan grote verschillen. De politieke situatie in Jemen en zeker Syrië is niet te vergelijken met die in Egypte, Libië of Tunesië. Ook als men Syrië buiten beschouwing laat is het echter duidelijk dat het scenario van de “fluwelen revoluties” van 1989 weinig waarschijnlijk is.

Het is zonder meer een gunstig gegeven dat in Egypte, Tunesië en Libië min of meer vrije verkiezingen zijn gehouden en dat de nieuw gekozen volksvertegenwoordigers veel aandacht schenken aan het opstellen van nieuwe constituties. Het voorbeeld Irak geeft echter eens te meer aan dat een grondwet en verkiezingen geen garanties opleveren. Zonder politici die zich aan de zelfgemaakte wetten houden en zich inzetten voor een rechtsstaat die minderheden en andersdenkenden beschermt, betekent democratie slechts de tirannie van de meerderheid.

Zorgelijk kan dan ook worden dat in de verkiezingen van na de ‘revoluties’ in de Arabische wereld fundamentalistische partijen bijzonder goed scoren. Islam en democratie gaan samen, zoals te zien is in Indonesië en Turkije. Uit opinieonderzoeken blijkt daarnaast dat de meeste moslims meer democratie en persoonlijke vrijheden willen. Duidelijk is echter dat sommige salafistische groeperingen een gespannen verhouding hebben met cruciale onderdelen van de rechtsstaat, zoals godsdienstvrijheid. Dat de roep om strengere wetten tegen godslastering in Egypte en Tunesië vooral lijkt gericht tegen atheïsten en christenen geeft dan ook te denken.

Daarnaast is er het probleem van de positie van het leger in de maatschappij. In Egypte neemt het leger een veel te vooraanstaande positie in de nationale politiek en economie in. In Libië is het leger altijd eerder trouw geweest aan de stam dan aan de staat en heeft nu elke clan zijn eigen leger.[1] In het geval van Egypte moet het leger worden gedwongen in een rol op de achtergrond, in het geval van Libië moet eerst een nationaal leger opgebouwd worden.

Al deze hervormingen zullen bovendien moeten worden doorgevoerd in economisch zwaar weer. De opstanden hebben de Arabische economieën geen goed gedaan. Daarnaast kampten de Arabische landen al onder de autocratische regimes met torenhoge werkloosheidscijfers, vooral onder jongeren.[2] Er is bovendien geen vooruitzicht op grootschalige economische hulp of opname in een welvarende economische gemeenschap, zoals in Oost-Europa na 1989 het geval was. De Arabische Lente zou niet de eerste revolutie zijn die overweldigd door de bittere armoe van de bevolking politieke vrijheden opoffert voor een ideaal van een economisch meer egalitaire samenleving.[3]

Wanhoop is, buiten Syrië, echter nog niet nodig. In de eerste jaren na de val van de Muur was de economische situatie in de voormalige communistische staten van Europa bijvoorbeeld dramatisch en deden ex-communisten het vaak goed in verkiezingen.[4] Bij veel historische revoluties lieten de positieve gevolgen bovendien nog veel langer op zich wachten dan in 1989, en waren daarnaast moeilijker waarneembaar. Een goed voorbeeld zijn de Europese revoluties van 1848, in het Engels vaak aangeduid als de “Springtime of the Peoples”. Het is hier niet de bedoeling om een directe analogie met de Arabische omwentelingen te schetsen. De historische omstandigheden waren natuurlijk anders, het verloop van de revoluties eveneens.

Het is echter niet alleen de herkenbare naam die deze revoluties nog relevant maakt. Zo wordt vaak vergeten dat dit de laatste revoluties waren die zich in het grootste deel van West- en Midden Europa vrijwel gelijktijdig voordeden. Binnen enkele weken wankelden regimes in landen zover van elkaar verwijderd als Sicilië en Denemarken, of Frankrijk en het Oekraïense deel van het Habsburgse Rijk (wat overigens te denken geeft over de vermeende revolutionaire invloed van de nieuwe media op de opstanden in de Arabische wereld). Deze door heel Europa verspreidde opstanden tegen reactionaire regimes hadden in eerste instantie groot succes, alle getroffen regeringen werden weggevaagd of tot grote democratische concessies gedwongen.

Uiteindelijk eindigden de revoluties van 1848 echter vrijwel overal (met kleine landen als Nederland en Denemarken als belangrijke uitzonderingen) in overwinningen van de reactionaire krachten. Vrijwel alle politieke en sociale hervormingen die de verschillende absolute (Pruisen, Habsburgse Rijk), en ook constitutionele (Frankrijk), monarchieën als concessies hadden moeten doorvoeren werden teruggedraaid.[5] Dit kwam gedeeltelijk doordat de reactionaire krachten zich wisten te hergroeperen en onder meer in het Habsburgse Rijk de opstandelingen militair versloegen. In dit opzicht zijn de revolutionairen in de Arabische wereld, wederom met de belangrijke uitzondering van Syrië, al succesvoller.

Zeer herkenbaar is echter dat in Frankrijk de revolutie werd verslagen (zo werd het kiesrecht sterk beperkt) doordat in de eerste algemene verkiezingen na het (voorlopige) einde van de monarchie een groot aantal conservatieve afgevaardigden in de Assemblée kwam dankzij stemmen uit plattelandsregio’s. De progressieve ‘Facebook jongeren’ die zich als eerste op het Tahrirplein in Cairo begaven zijn angstig vertrouwd met dit scenario. Voor hen is het hopen dat de geschiedenis zich verder niet herhaald. Door historici worden de jaren vijftig van de negentiende eeuw in Europa aangeduid als een periode van politieke repressie. De opkomende bourgeoisie stelde zich na 1848 tevreden met een samenleving waarin de macht grotendeels aan de aristocratie toekwam in ruil voor stabiliteit.[6]

De ‘revoluties’ van 1848 worden dan ook in de meeste Europese landen als het prototype van de gesmoorde revolutie gezien.[7] Niettemin waren er in verschillende Europese staten positieve langetermijngevolgen voor de burgers. De autocratische regimes introduceerden na de revoluties gematigde liberale hervormingen.[8] Zo werd in Oostenrijk in 1848 het feodale systeem afgeschaft en verdwenen ook in andere Europese landen de laatste wetten die boeren aan hun land bonden.[9] Belangrijker vanuit het oogpunt van de huidige omwentelingen in de Arabische wereld is echter dat de Europese bevolkingen ‘ontdekten’ dat ze deel konden nemen aan de politiek. Miljoenen Europese arbeiders en boeren brachten voor het eerst een stem uit bij verkiezingen tijdens de revoluties van 1848 en maakten zo kennis met politiek.[10]

De resulterende democratisch gekozen volksvertegenwoordigingen hielden geen stand, maar de indirecte invloed van hun bestaan was groot. De oude Europese absolute monarchieën steunden, net als de dictators in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, op een traditie waarin een sterk hiërarchische samenleving als vanzelfsprekend werd gezien. De revolutie van 1848 zorgde er in Europa definitief voor dat politieke privileges en (extreme) economische ongelijkheid niet langer alleen door traditie gerechtvaardigd konden worden.[11] Voortaan moest er rekening worden gehouden met het volk. Het was precies dit hoopgevende aspect van de revoluties van 1848 dat we nu ook terugzien in de Arabische wereld.

Door onder andere de burgeroorlog in Syrië, de positie van religieuze minderheden in Egypte en het aanhoudende geweld van gewapende milities in Libië hebben de Arabische revoluties een bittere bijsmaak gekregen. Hetzelfde geldt voor de westerse term ‘Arabische Lente’, een seizoen duurt immers maar kort.[12] Er is echter nog hoop. Een kleine maar betekenisvolle verandering in Europa na 1848 was bijvoorbeeld dat zelfs Pruisische Junkers (adel), nadat ze de democratische omwenteling gesmoord hadden, begrepen dat ze de publieke opinie moesten mobiliseren. Daarom richten ze ook een eigen krant op.[13] Het volk deed er voortaan toe.

Na vijftig jaar van dictatoriaal bestuur is er ook eindelijk hoop op een Arabische samenleving waarin burgers niet alleen de rol van onderdaan vervullen. En de ontwikkelingen in de Arabische wereld lijken nu nog sneller te gaan dan in het Europa van de 19de eeuw. In landen als Egypte, Libië en Tunesië worden dagelijks nieuwe dagbladen, partijen, vakbonden en andere maatschappelijke organisaties opgericht.[14] De burgers in de Arabische wereld hebben geproefd dat politieke participatie leuk is, of in andere woorden, hebben meegemaakt wat in de woorden van de politiek-filosoof Hannah Arendt publiek geluk is.[15] Nu de moeilijke taak deze verworvenheid niet te laten afpakken door een nieuwe dictatoriale politieke kaste.


Bronnen

[1] Nathalie Guibert, ‘Des armées appelées à se repositionner’, Le Monde (7 okt. 2012) 7.
[2] ‘Jeunesse et emploi. Le grand défi des pays arabes’, Le Monde (7 okt. 2012) 7.
[3] Hannah Arendt noemt dit bv. het centrale probleem van alle revoluties sinds 1789, zie: Hannah Arendt, Over revolutie (1963; Amsterdam 2009) 79-81.
[4] David Priestland, The red  flag. Communism and the making of the modern world (Londen 2009) 560-562.
[5] Mike Rapport, 1848. Year of revolution (New York 2008) 380, 391.
[6] Eric J. Hobsbawn, How to change the world. Tales of Marx and Marxism (Londen 2001) 72.
[7] Rapport, 1848. Year of revolution (New York 2008) 402.
[8] Priestland, The red flag, 34.
[9] Rapport, 1848. Year of revolution, 271-277.
[10] Rapport, 1848. Year of revolution, 400.
[11] Eric J. Hobsbawn, The age of capital 1848-1875 (Londen 1975; 1995) 38.
[12] Laure Stephan, ‘Tarek Mitri. Un chrétien libanais au chevet de la Libye’, Le Monde (7 okt. 2012) 8.
[13] Hobsbawn, The age of capital 1848-1875, 39.
[14] Claire Talon, ‘En Egypte, la démocratie se construit par le bas’, Le Monde (7 okt. 2012) 6.
[15] Arendt, Over revolutie, 300.

One thought on “Een Arabische Winter?

  1. Een interessant stuk dat de Arabische Lente dmv een historische achtergrond in een ander perspectief plaatst. De aard van het journalistieke beroep laat niet toe om oog te hebben voor (mogelijke) ontwikkelingen op de lange termijn.

    Over het mogelijke ‘revolutionaire’ aan het gebruik van sociale media in combinatie met de Arabische Lente denk ik dat het niet revolutionair is in zijn gebruik van telecommunicatie. De telegraaf werd in de 19e eeuw al ingezet om snel over grote afstand te communiceren.

    Terug naar het heden. Ik denk dat het revolutionaire mbt sociale media erin gelegen is dat de autoriteiten er nog onvoldoende op ingespeeld waren. Denk aan de mogelijkheid die sociale platforms bieden om snel mensen bij elkaar te krijgen. Niet alleen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten hebben de autoriteiten dit fenomeen onderschat, ook in Nederland. Denk aan de rellen in Haren waar gisteren (7 maart 2013) over bericht werd.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *